No guts, no glory

ideeen

Erbij horen en meedoen, wie wil dat niet?
Er niet bij horen en niet meedoen veroorzaken onvrede en, als je niet oppast, sociale onrust. Wij tegenover zij, met alle negatieve gevoelens en gevaren van dien.

Stimuleren, omscholing of jobcarving?

In dat kader juich ik het pleidooi, dat Harry van de Kraats van werkgeverskoepel AWVN en directeur sociale zaken van VNO-NCW, maandag 10 oktober 2016 in het Financieel Dagblad, hield toe. Van de Kraats geeft aan dat een volgend kabinet stevig moet ingrijpen met een banenplan voor de honderdduizenden laag- en ongeschoolde mensen die aan de zijlijn van de arbeidsmarkt belanden door automatisering en globalisering. Hij geeft aan dat die zwakkere groepen alleen aan de slag kunnen blijven door werkgevers aan de onderkant te stimuleren via gerichte loonkostensubsidies en fiscale prikkels.
Een dag later in het Financieel Dagblad, dinsdag 11 oktober 2016, zetten hoogleraar en arbeidsmarktdeskundige Ton Wilthagen en Arjan Heyma, hoofd Arbeid en Onderwijs bij SEO Economisch Onderzoek vraagtekens bij nog meer fiscale prikkels om kwetsbare groepen aan het werk te helpen. Zij pleiten voor omscholing en jobcarving. Bovendien kunnen ook nieuwe banen worden gecreëerd die economisch gezien niet levensvatbaar zijn, maar maatschappelijk wel van belang kunnen zijn. ‘Denk bijvoorbeeld aan conciërges op scholen, de gemeentelijke plantsoenendienst of ondersteunende functies in de zorg’, zegt Paul de Beer, hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de UvA. Banen creëren en in stand houden voor een kwetsbare groep kost meer dan dat het oplevert. De lasten blijven hoog, ook als die mensen werken’ voegt Heyma toe.

Met name de laatste toevoeging van Heyma komt vreemd op me over. Zeker in het licht van het maatschappelijk belang om erbij te horen en mee te doen, maar zo bedoelt Heyma het wellicht niet. Tenminste, dat kan ik me niet voorstellen.

Experimenten uit het verleden, beslissend voor de toekomst?

Uitgedrukt in geld, in economische waarde, kan ik mij op basis van experimenten uit het verleden, waarbij mensen op gesubsidieerde banen werden geplaatst tegen betaling van salarissen die niet in verhouding stonden tot de productiviteit van deze personen, wel iets voorstellen bij wat Heyma zegt. Mijn kennis is echter te beperkt om, zoals Heyma doet, vast te stellen of datgene wat hij zegt op basis van het verleden klopt. Maar daarmee staat voor mij allerminst vast dat zijn uitspraak ook naar de toekomst toe zou moeten gelden.

Zouden we, door een andere manier van kijken en handelen, de economische waarde van én voor de onderkant van de arbeidsmarkt niet kunnen vergroten en daarmee het perspectief voor de doelgroep én Nederland kunnen verbeteren?

Omscholing de snelste weg naar ander werk

Ik ben het met de hoogleraren eens dat we, als dit kansrijk is, allereerst moeten insteken op omscholing. Scholing die aansluit bij de vraag op de arbeidsmarkt. Scholing die met succes doorlopen en afgerond kan worden door de onderkant van de arbeidsmarkt.
Gezien de beperkte inzet van scholingsgelden door uitkeringsinstanties en de leerbaarheid en scholingsbereidheid die er bij een deel van de doelgroep in de uitkering is, valt hier zeker nog wat te winnen.
Ook voor laaggeschoolde werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt zou naar mijn mening, bij (dreigend) ontslag, een verplichtstelling van de inzet van de transitievergoeding voor omscholing en herplaatsing kunnen helpen. Goed voor het individu, voor de arbeidsmarkt en voor Nederland als geheel.

Wit werken moet wel lonen!

Er wordt momenteel volop gewerkt aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Wit, zwart en vrijwillig.
De toegevoegde waarde hiervan is groot, al komt dat niet allemaal tot uitdrukking in onze officiële economische cijfers. Onlosmakelijk verbonden met de belastingmoraal van mensen, is het interessant je af te vragen hoe je als overheid de werkgever en werknemer in het zwarte circuit kunt motiveren zaken te formaliseren, om daarmee de toegevoegde waarde van het werk ook in onze officiële economische cijfers uitgedrukt te zien.
Wat de werkgever betreft zou ik dit in de sfeer van de (langjarige) fiscale prikkels zoeken.
Aan de kant van de laagbetaalde werknemer zal naar mijn overtuiging ook een financiële prikkel de doorslag geven in de keuze tussen wit en zwart werk. Wit werken en laten werken moet platgezegd lonen.

Werkt jobcarving in de praktijk?

Om nieuw werk voor de doelgroep te creëren wordt door de hoogleraren de suggestie van jobcarving gedaan. Hierbij vindt er, op basis van een grondige analyse van bestaand werk, een herverdeling plaats op basis van kwaliteiten van mensen en kosten, zodat er ruimte voor nieuwe medewerkers aan de onderkant ontstaat en zittend personeel optimaal op kwaliteiten en kosten-efficiënt kan worden ingezet. Ik ben ervan overtuigd dat dit, met de juiste begeleiding van de werkgever, realiseerbaar is, maar we merken in de praktijk dat het nogal wat voeten in de aarde heeft om oprechte bedoelingen en mooie woorden in daden om te zetten. Kwestie van stug doorgaan.

En voor degenen die overblijven?

Hiervoor heb ik het over reeds bestaande werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt en de wijze waarop deze zichtbaar en concreet kan worden gemaakt. Ook als dit voor een belangrijk deel lukt is er echter per saldo te weinig betaald werk voor de onderkant van de arbeidsmarkt als geheel. Er zijn momenteel simpelweg meer mensen dan bestaand werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Waarvan een deel dus ook nog eens door automatisering en robotisering wordt bedreigd.

De vraag is dus welk nieuw werk we voor de onderkant van de arbeidsmarkt zien en hoe we dat met elkaar kunnen realiseren?

Deels zou je dit kunnen vinden in het terughalen, het zogenaamde re-shoren, van activiteiten, die in het verleden om bedrijfseconomische redenen uit Nederland zijn vertrokken, maar die om logistieke redenen en argumenten aangaande duurzaamheid en werkgelegenheid voor (o.a.) de onderkant van de arbeidsmarkt, beter in de eigen omgeving kunnen worden uitgevoerd.
Net als over jobcarving wordt er in Nederland volop gesproken over re-shoring, maar we merken dat concrete agenda’s hierover, laat staan daadwerkelijke re-shoring activiteiten, nog maar mondjesmaat plaatsvinden. Positief bekeken is er nog veel te doen en dus nog veel winst voor de doelgroep te behalen.

Wat als de kosten even niet meetellen?

Ik vraag mij al enige tijd af welke nieuwe werkgelegenheid er kan ontstaan als je werkgevers vraagt wat de beste versie van hun bedrijf zou zijn, even los van de kosten die dit met zich meebrengt. Zeker in een dienstverlenende economie als de onze, waarin mensen voor een belangrijk deel het verschil maken, zijn er volgens mij nog allerlei service verhogende activiteiten te bedenken die nu (nog) niet bestaan, onder andere door de hoogte van het minimumloon dat een werkgever ervoor moet betalen. Als je de toegevoegde waarde van dit werk moet vertalen in economische waarde dan zou een werkgever hier bijvoorbeeld de helft van het WML voor kunnen betalen. Wellicht op den duur iets meer, als deze nieuwe banen zich vertalen in meer omzet voor de organisatie. Stel nu dat uitkeringsinstanties, waar het personeel dat geschikt is voor dit nieuwe werk nu nog vaak langdurig in de uitkering zit, bereid zouden zijn het verschil met het WML langdurig voor deze banen bij te passen (dus geen kortdurende loonkostensubsidies), welke nieuwe werkgelegenheid voor de onderkant van de arbeidsmarkt kunnen we dan met elkaar bedenken en realiseren?

Zin om daarover verder te praten? Mail even en ik zorg dat er een kop koffie klaarstaat.

oktober 2016, geschreven door Richard Roth, directeur Fith